Schuldpositie , vreemd vermogen
Voor een uitgebreide toelichting verwijzen wij u naar de paragraaf Financiering .
Leningen brengen meerjarige rentelasten met zich mee die drukken op een deel van de exploitatiebegroting. Hoe lager die druk, hoe groter de vrije ruimte en dus hoe wendbaarder de begroting. In 2013 hebben wij onze liquiditeitsprognoses verder verbeterd en heeft uw raad een viertal maatstaven voor schuldnormering vastgesteld, namelijk: schuldquote, rentedruk, renterisico en EMU-referentiewaarde. Het kengetal ‘Netto schuldquote’ is vanuit het BBV sinds de begroting 2016 verplicht gesteld.
5.1a Netto schuldquote (BBV)
5.1b Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen (BBV)
De netto schuldquote geeft inzicht in het niveau van de schuldenlast van de gemeente ten opzichte van het volume van de eigen inkomsten. Als de inkomsten stijgen neemt de mogelijkheid om schulden af te lossen toe. Omdat bij verstrekte leningen er onzekerheid kan bestaan of ze allemaal terug worden betaald, wordt de berekening van de netto schuldquote opgenomen zowel inclusief als exclusief de doorgeleende gelden.
Netto schuld wordt gedefinieerd als het saldo van:
- lang- en kortlopende schulden en
- lang- en kortlopende financiële activa en vorderingen.
Deze waarden zijn van de gemeentelijke balans af te lezen.
Formule netto schuldquote: [totaal van de financiële vaste activa gedeeld door totaal van de baten vóór reserves, uitgedrukt in %]
Formule netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen: [totaal van de financiële vaste activa met uitzondering van kapitaalverstrekkingen gedeeld door totaal van de baten vóór reserves, uitgedrukt in %]
Maatstaf
Een laag percentage is gunstig voor de financiële wendbaarheid. Als maatstaf adviseert de VNG 130% als maximum norm te hanteren en daarboven de schuld af te bouwen. Wij hanteren in Utrecht de lagere maatstaf van 100% voor de netto schuldquote.
Tabel 5.1: Netto schuldquote en netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Jaarverslag 2017 |
Verloop kengetal |
||
Kengetal: |
Verslag 2016 |
Begroting 2017 |
Verslag 2017 |
Netto schuldquote |
62 % |
71 % |
70 % |
Af: uitleenquote |
-5 % |
-5 % |
-5 % |
Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen |
57 % |
66 % |
65 % |
Stand van zaken
Als gevolg van de groei van de stad wordt de komende jaren nog een financieringsbehoefte verwacht.
Uitgaande van een stabiel blijvend begrotingstotaal zal dit leiden tot een oplopende schuldquote. Deze
quote blijft vooralsnog binnen bovengenoemde norm van VNG (130%) en van Utrecht (100%).
Sturingsmogelijkheden
Door verkoop van overtollig geworden gemeentelijk eigendom wat gefinancierd is met vreemd vermogen, kunnen leningen afgelost worden en verbetert de schuldpositie. Bij toekomstige investeringsbeslissingen maakt het begrote effect op de netto schuldquote deel uit van de afwegingen.
5.2 Renterisico-norm
Op het moment dat nieuwe leningen moeten worden aangetrokken voor (her)financiering of in het geval renteherziening van toepassing is, lopen we renterisico. Door een goede spreiding van de langlopende leningenportefeuille houden wij de afhankelijkheid van de rentestand zo klein mogelijk.
Maatstaf
Een laag percentage is gunstig voor de financiële wendbaarheid. In de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido) is bepaald dat gemeenten bij herfinanciering per jaar renterisico mogen lopen ter grootte van maximaal 20% van het begrotingstotaal aan lasten. Volgens die wettelijke norm zou in 2018 voor gemeente Utrecht een renterisico van circa 295 miljoen euro aanvaardbaar zijn (zie ook de Financieringsparagraaf). Zelf hanteren wij echter een stringentere norm die niet verbonden is aan het begrotingstotaal maar aan de omvang van de leningenportefeuille. Het daarbij geldende percentage is maximaal 10%.
Tabel 5.2: Renterisico-norm
Jaarverslag 2017 |
Verloop kengetal |
||
Verslag 2016 |
Begroting 2017 |
Verslag 2017 |
|
Langlopende leningen op 1 januari |
930 |
913 |
913 |
Aflossingen |
55 |
40 |
40 |
Maatstaf Utrecht |
< 93 |
< 91 |
<91 |
Bedragen zijn in miljoenen euro's
Stand van zaken
In Utrecht voldoen we ruimschoots aan de wettelijke norm van 20%. Ook voldoen we meerjarig aan de strengere Utrechtse maatstaf van 10%.
Sturingsmogelijkheden
Door een goede spreiding van de leningenportefeuille willen wij de afhankelijkheid van de rentestand op één bepaald moment zo klein mogelijk houden.
5.3 Rentedruk
Leningen aangaan brengt rentelasten met zich mee die drukken op een deel van de exploitatiebegroting. Hoe groter de schulden, des te groter het deel van de begroting dat bestemd is voor rentelasten en hoe minder flexibel de begroting wordt.
Formule: [rentedruk = netto rentelasten gedeeld door totaal van de lasten (vóór reserves), uitgedrukt in %]
Maatstaf
Een laag percentage is gunstig voor de financiële wendbaarheid. Een gangbare maatstaf bij grote gemeenten was 4% voor het aandeel van de rentelasten in de totale begroting. Met de inwerkingtreding van de BBV Notitie rente is dit landelijk gedaald naar circa 2%.
Tabel 5.3: Rentedruk
Jaarverslag 2017 |
Verloop kengetal |
||
Kengetal: |
Verslag 2016 |
Begroting 2017 |
Verslag 2017 |
Netto rentelasten |
23,087 |
25,687 |
23,962 |
Totaal lasten (vóór reserves) |
1.435 |
1.479 |
1.326 |
Aandeel rentelasten |
1,6 % |
1,7 % |
1,8 % |
Bedragen zijn in miljoenen euro's
Stand van zaken
Naast de huidige rentelasten op bestaande leningen, houden wij veiligheidshalve ook rekening met toekomstige stijging van de rente, herfinanciering en uitbreiding van de leningenportefeuille voor toekomstige investeringen. Met inbegrip van genoemde veiligheidsmarge voldoen wij ruimschoots aan de gangbare maatstaf voor gemeenten.
Sturingsmogelijkheden
Door enerzijds te sturen op het totaal van de externe financiering en anderzijds op beheersing van het renterisico door middel van spreiding van de leningenportefeuille, houden wij de rentedruk zo laag mogelijk.
5.4 EMU-referentiewaarde
In Europees verband stuurt het Rijk op beheersing van het begrotingstekort op maximaal -3,0% van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Hierbij is enige jaren geleden becijferd dat -0,5% van dit EMU-saldo voor rekening komt van decentrale overheden. Op basis van dit laatste percentage werd op macroniveau een tekortnorm vastgesteld. Tot en met 2015 werd vanuit deze macronorm in de jaarlijkse rijkscirculaires van het Gemeentefonds ook een doorrekening gemaakt naar een maximaal toegestaan gemeentelijk tekort, de zogenoemde individuele referentiewaarde. Met ingang van 2016 wordt alleen nog de macronorm voor alle decentrale overheden gezamenlijk vastgesteld. Voor 2017 bedroeg de macronorm maximaal -0,3% van het Bruto Binnenlands Product (BBP). Voor Utrecht zou dit neerkomen op circa 35 miljoen euro.
In de Decembercirculaire Gemeentefonds 2017 is aangegeven dat de macronorm voor 2018 ook op -0,3% BBP is vastgesteld. Tevens is er besloten dat er geen onderverdeling naar bestuurslaag komt en dat er geen sancties volgen bij overschrijding van de norm. Dat laatste is van belang omdat de Wet houdbare verheidsfinanciën (Wet hof) in principe wel voorziet in een sanctiemechanisme indien de EMU-macronorm structureel wordt overschreden.
Berekeningswijze
De EMU-referentiewaarde is het relatieve aandeel van de gemeente Utrecht in het voor alle gemeenten gezamenlijk maximaal toegestane EMU-saldo. Dit bedrag hanteren we als indicatieve norm.
Tabel 5.4: EMU-referentiewaarde
Verloop kengetal |
|||
Begroting jaar 2018 |
Verslag 2016 |
Begroting 2017 |
Verslag 2017 |
EMU-saldo: berekend tekort |
32,6 |
93,5 |
21,4 |
EMU-saldo: berekend overschot |
- |
- |
|
Schatting referentiewaarde c.q. maximaal toegestaan tekort Utrecht op basis van aangepaste macronorm |
45,0 |
35,0 |
35,0 |
Bedragen zijn in miljoenen euro's
Stand van zaken
In 2017 lag het EMU-saldo van de gemeente binnen de geschatte eigen tekortruimte.
De uitkomsten voor Utrecht zeggen niets over de landelijke uitkomst op macroniveau.
Sturingsmogelijkheden
Bij het nemen van besluiten rondom nieuwe investeringen maken wij ook het effect op het EMU-saldo inzichtelijk om de uitkomst hiervan mee te laten wegen in de definitieve beslissing.