Belastingcapaciteit

Hoe hoger de lokale lasten, hoe minder mogelijkheden een gemeente heeft voor verdere verhoging, hetgeen van invloed is op de wendbaarheid van de begroting. We hanteren twee kengetallen die elk de positie weergeven van Utrecht ten opzichte van een gemiddelde.

8.1 Belastingcapaciteit (BBV, bron: circulaire gemeentefonds)
Het kengetal belastingcapaciteit is een wegens BBV verplicht kengetal. Het drukt de Utrechtse lasten uit in een percentage van het gemiddelde van alle Nederlandse gemeenten. Een laag percentage als uitkomst is gunstig voor de nog beschikbare belastingcapaciteit.
Daarbij tellen kleine gemeenten even zwaar mee als grote doordat het uitgaat van het ongewogen landelijk gemiddelde.

8.2 Kengetal lokale lasten (bron: COELO)
Het kengetal lokale lasten vergelijkt de Utrechtse lokale lasten met die van de 36 grootste (100.000+) gemeenten. Met de uitkomst wordt een rangorde aangegeven van duur naar goedkoop. Bij dit kengetal tellen gemeenten met een groot aantal inwoners zwaarder mee doordat wij uitgaan van het gewogen gemiddelde.

Tabel 8: Belastingcapaciteit en kengetal lokale lasten meerpersoonshuishoudens

Belastingcapaciteit Utrecht (BBV)

Verslag
2015

Verslag
2016

Verslag
2017

Begroting
2018

Onroerendezaakbelasting

233

236

235

239

Rioolheffing

231

234

220

214

Afvalstoffenheffing

240

243

249

253

Utrecht woonlasten meerpersoons huishoudens

704

713

703

706

Landelijk gemiddelde

704

716

723

742

Belastingcapaciteit Utrecht
(100% = op gemiddelde)

100%

99,6%

97,3%

95,1%

Kengetal lokale lasten (Bron: COELO)

Plaats 36 grootste gemeenten

(1ste = duurste)

21 de

23 ste

24 ste

25ste

Bedragen zijn in duizenden euro’s

Stand van zaken

Utrecht is de afgelopen jaren met de hoogte van de lokale lasten in rangorde gedaald (= relatief minder duur) ten opzichte van de 36 grootste gemeenten.  

Sturingsmogelijkheden
Het effect van een eventuele belastingverhoging op de wendbaarheid van de gemeentefinanciën is relatief beperkt. Gemeenten nemen na de decentralisatie van 2015 circa 30 procent van de totale overheidsuitgaven voor hun rekening, terwijl het aandeel lokale belastingen in de totale belastingopbrengst onder de drie procent ligt. Het aandeel van de lokale belastingen in de totale inkomsten van gemeenten bedroeg in 2016 5%. [1] De mogelijkheid om de lasten te verhogen wordt deels bepaald door de landelijke macronorm voor onroerendezaakbelasting en deels door politiek inhoudelijke afwegingen. Ook de mate waarin leges en retributies kostendekkend zijn kan een sturingsmogelijkheid zijn.

Met het aantreden van het nieuwe Kabinet in 2017 is duidelijk geworden dat een grootschalige herziening van het lokale belastinggebied in ieder geval tijdens deze kabinetsperiode niet door zal gaan.
[1]   Bron: Raad voor de financiële verhoudingen; rapport Eerst de politiek, dan de techniek; januari 2017.