Financiering en Schuldpositie

Schuldpositie en -definities
Voor gemeenten gelden wettelijke voorschriften rond een sluitende gemeentebegroting en is een negatief eigen vermogen niet toegestaan. Dit maakt dat gemeenten in de praktijk hoofdzakelijk lenen voor investeringen. Net als veel andere groeigemeenten in Nederland heeft Utrecht de afgelopen jaren flink in haar stad geïnvesteerd en heeft daar dus geld voor moeten lenen. Het lenen van geld leidt tot een schuldpositie. De afgelopen jaren is de bewustwording rond schuldposities, juist ook van en bij overheden, sterk toegenomen.
In feite verplaatst de gemeente door te lenen de aanschafkosten van de investering naar de toekomstige gebruikers. De toekomstige aflossingen op en rentebetalingen over de lening moeten immers uit toekomstige inkomsten worden opgebracht. Hierdoor drukken de kosten op de toekomstige bewoners. Het zijn echter ook deze toekomstige bewoners die profijt hebben van de investering.
Een goed zicht op de schuldpositie draagt bij aan het besef dat de uitgeleende gelden voortvloeiende rente- en aflossingsbetalingen beslag leggen op toekomstige inkomsten van de gemeente. En hoe hoger de schulden, hoe meer rente- en aflossing op termijn betaald moeten worden. En hoe hoger dergelijke betalingen, hoe minder de gemeente uiteindelijk aan andere publieke voorzieningen kan besteden.
Om de houdbaarheid van de gemeentefinanciën ook op de lange termijn te borgen beheersen we de schuld aan de hand van interne schuldnormeringen, waarover verderop in deze paragraaf meer.

Schulddefinities
Binnen gemeenteland worden verschillende schulddefinities gehanteerd. In dit verband kunnen worden genoemd:

  • De bruto gevestigde schuld

Dit betreft het totaal van de aangetrokken korte en lange financiering.

  • EMU-schuld

De EMU-schuld wordt gedefinieerd als het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de collectieve sector. Dit is de bruto gevestigde schuld onder aftrek van de leningen die van mede-overheden zijn opgenomen.

  • Netto schuld

Dit betreft het (balans)saldo van enerzijds lang- en kortlopende schulden en anderzijds lang- en kortlopende financiële activa en vorderingen. Zie voor de opbouw van de netto schuld tabel 3.
Dit schuldbegrip maakt veelal onderdeel uit van de berekening van de zogenoemde netto schuldquote. Hierbij wordt de netto schuld uitgedrukt als aandeel van de inkomsten. Inkomsten bepalen immers in belangrijke mate hoeveel schuld een gemeente kan dragen. Dit kengetal maakt onderdeel uit van onze interne schuldnormering (zie hierna tabel 3, kengetal 1).

Opgenomen financiering
Onze gemeentelijke leningschuld nam gedurende 2017 af. Het verloop van deze schuld kan vanuit de hierboven omschreven definities als volgt worden weergegeven:

Tabel 1 Verloop bruto gevestigde- en EMU-schuld over 2017

Soort

Restant hoofdsom
per eind 2016

Nieuw
opgenomen

Aflossing

Restant hoofdsom
per eind 2017

Langlopende leningen

460,1

40,0

35,0

465,1

Langlopende renteswaps

453,0

-

5,0

448,0

Subtotaal lange leningen

913,1

40,0

40,0

913,1

Kortlopende leningen

146,5

92,5

54,0

Bruto gevestigde schuld

1.059,6

40,0

132,5

967,1

Waarvan opgenomen van mede-overheden

20,0

-

-

20,0

EMU-schuld

1.039,6

40,0

132,5

947,1

Bedragen zijn in miljoenen euro’s.

Eind juni 2017 werd de in bovenstaande tabel vermelde nieuwe lange lening van 40 miljoen euro opgenomen, dit om een overschrijding van de kasgeldlimiet teniet te doen (zie ook hierna onder het kopje Kasgeldlimiet). De lening heeft een looptijd van iets meer dan één jaar en kent een negatieve rente van 0,35%. Dat betekent dat de gemeente bij terugbetaling van de lening in 2018 circa 140.000 euro aan rente vergoed krijgt.

In juli 2017 ontving de gemeente in totaal 112 miljoen euro uit een juridische levering van grond met betrekking tot Leidsche Rijn. Deze vordering stond al enkele jaren op de balans. De betreffende investeerder heeft de vordering eerder betaald dan contractueel overeengekomen. Deze ontvangst is de voornaamste oorzaak van het afnemen van het kortlopende leningsaldo in 2017, zoals blijkt uit bovenstaande tabel.

Afgezien van reguliere aflossingen zijn gedurende 2017 geen mutaties geweest in de derivatenportefeuille. Conform voorschrift vanuit BBV is de derivatenportefeuille in de toelichting op de balans volledig gespecificeerd.

Netto schuld
De opbouw en het verloop van de netto schuld over 2017 kan als volgt worden weergegeven:

Tabel 2 Verloop netto schuld over 2017

Soort

Stand per eind 2016

Mutatie 2017

Stand per eind 2017

Bruto gevestigde schuld

1.059,6

-92,5

967,1

Plus:
Overige vaste en vlottende schulden
conform artikel 46, 48 en 49 BBV

168,9

-1,2

167,7

Minus:
Financiële activa en overige vorderingen
conform artikel 36 lid d,e,f, 39, 40 en 40a BBV

-318,9

107,5

-211,4

Netto schuld

909,6

13,8

923,4

Bedragen zijn in miljoenen euro’s.

Uit deze tabel blijkt dat de netto schuld gedurende 2017 slechts licht is opgelopen.

Interne schuldnormering
Reeds begin 2014 hebben wij in een raadsbrief uiteengezet op welke wijze de gemeente Utrecht haar schuld wil beheersen en welke normeringen casu quo kengetallen daarbij in hun onderlinge samenhang worden gebruikt bij het beoordelen van de schuldpositie en schuldontwikkeling. Toegepast op de cijfers over 2017 geeft dit het volgende beeld:

Tabel 3 Schuldnormering 2017

Kengetal

Eenheid

Norm

Realisatie

1. Netto schuldquote =
  Netto schuld (1) / Baten voor bestemming (2)

%

100%

70%

2. Interne risiconorm =
  Netto aflossingen en renteherzieningen niet    hoger dan 10% van de leningenportefeuille

miljoen euro

91,3

40,0

3. Netto rentelasten in % van de exploitatie

%

4,0%

1,8%

4. EMU-referentiewaarde (3)

miljoen euro

-35,0 (4)

-21,4

Uit deze tabel blijkt dat de gemeente Utrecht in 2017 ruim binnen de eigen schuldnormen is gebleven.

(1) Circa 923 miljoen euro; zie tabel 2.
(2) De baten voor bestemming bedroegen over 2017 1.313 miljoen euro.
(3) Minteken = (geraamd) tekort.
(4) In de Programmabegroting 2017 werd nog uitgegaan van een EMU-norm van -45 miljoen euro. Dit was nog gebaseerd op een landelijke EMU-tekortnorm van -0,4% BBP. In de Decembercirculaire Gemeentefonds 2016 is deze norm verlaagd naar -0,3% BBP. De nieuwe interne norm is daarbij bijgesteld op -35 miljoen euro.

Bij de begroting 2017 werd nog een hogere netto schuldquote voorzien, te weten 81,5%. Die inschatting was gebaseerd op een netto schuld van 1.114 miljoen euro en een bedrag van 1.368 miljoen euro aan baten voor bestemming. De werkelijke netto schuld is per eind 2017 dus circa 190 miljoen euro lager uitgekomen dan voorzien bij de begroting. Dit verschil komt door een achterblijvende financieringsbehoefte.

Interne rente
De gemeente Utrecht past een renteomslagmethodiek toe. Door middel van deze methodiek worden aan investeringen de gemiddelde rentekosten toegerekend die voortvloeien uit de opgenomen geldleningen en/of eigen middelen waarmee zij zijn gefinancierd. Conform de begroting bedroeg het voor 2017 vastgestelde omslagpercentage 4%. De gemeente hanteert hierbij geen (egalisatie)reserve. Het saldo tussen de netto werkelijke rentelasten enerzijds en de aan activa toegerekende omslagrente wordt aangeduid als financieringsresultaat. Uit onderstaande tabel blijkt dat het financieringsresultaat over 2017 is uitgekomen op circa 30 miljoen euro. Dat was circa 1,1 miljoen euro lager dan geraamd. Van dit nadeel was 0,84 miljoen euro al voorzien bij de tussentijdse bestuursrapportage.

Tabel 4 Financieringsresultaat 2017

Omschrijving

Raming

Realisatie

Verschil

Rentelasten lange leningen

-26.299

-26.361

62

Rentelasten korte leningen

0

33

33

Rentebaten verstrekte geldleningen en lange beleggingen

612

2.399

1.787

Overige rentebaten

0

1

1

Saldo externe rentebaten en -lasten

-25.687

-23.994

1.693

Bedrijfsvoeringslasten (1)

0

0

0

Interne rentetoerekening

56.835

54.003

-2.832

Financieringsresultaat

31.148

30.009

-1.139

Bedragen zijn in duizenden euro’s.

Het nadeel kan in hoofdlijnen als volgt worden verklaard:

  • Lagere rentelasten door achterblijvende financieringsbehoefte. Bovendien zijn er voordelen behaald vanwege de negatieve korte rente. Dit leidde tot circa 1,7 miljoen euro minder aan rentelasten.
  • De boekwaarde van activa waaraan rente toegerekend kan worden is lager uitgevallen dan geraamd. Dit leidde tot circa 2,8 miljoen euro lagere interne rentebaten.